Op vrijdag 4 april vlogen we met Transavia van Amsterdam naar Marrakesh. Het was voor het eerst sinds lange tijd dat we uitgeslapen en zonder rennen en vliegen vertrokken, omdat we pas om half twee op Schiphol hoefden te zijn en 's ochtends niet eens meer naar het werk hoefden. Op Schiphol hadden we zelfs nog tijd om op onze favoriete plek, in een ligstoel helemaal aan het eind van de G-pier met uitzicht op de start- en landingsbaan een maaltijdsalade van de AH-to-go (sinds kort ook op Schiphol aanwezig) te lunchen. Want op deze goedkope vlucht kreeg je natuurlijk niets zonder forse betaling en we begrepen dan ook niet waarom de piloot een paar keer informeerde of de service aan boord goed beviel. Nederland was bewolkt, maar boven Frankrijk klaarde het op en we zagen de Pyreneeën en later Malaga en de rots van Gibraltar prachtig liggen.
Toen we in Marrakesh van het vliegtuig naar de aankomsthal liepen, voelde de 32 °C heerlijk warm aan, al werd dit wat minder toen we anderhalf uur lang in onze winterkleren in dikke rijen moesten wachten voor de douane. Maar toen we eenmaal buiten het vliegveld op een bus naar de stad zaten te wachten, was deze ellende gauw vergeten: we zagen de zon ondergaan tussen de palmen en aardekleurige huizen met op de achtergrond de bergen en om ons heen gesluierde vrouwen en mannen in jellaba's (enkellange, wijde gewaden met een puntmuts) en voelden ons in een totaal andere wereld. Toen we met onze rugzakken uit de bus stapten in het oude centrum van Marrakesh, liepen we vrijwel direct Djemaa el-Fna op, een enorm groot en druk plein vol eetstalletjes, slangenbezweerders en straatartiesten, een Unesco wereld-erfgoed. Ons telefonisch gereserveerde en via een Western Union money-transfer betaalde budget-hotel lag vlakbij dit plein, in de medina en had gelukkig inderdaad een kamertje voor ons bewaard. Op het dakterras van het hotel, waarvan vloeren, muren en zitjes volledig betegeld waren met sanitairtegels met kleurige motieven, genoten we van onze eerste koude cola: Marokko was nu echt begonnen, ons reisgevoel was weer helemaal terug.
We bleven een dag in Marrakesh, waar we door de smalle, overvolle straatjes van de souqs dwaalden, daarbij de ezels en de verkopers zoveel mogelijk ontwijkend en in het nieuwe gedeelte van de stad een prachtige tuin vol palmen, cactussen en bamboe bezochten. Daarna namen we een trein, die ons in 7 uur naar Meknès bracht, één van de andere koningssteden, in het noorden van Marokko. Ook hier bekeken we de souqs die een stuk minder toeristisch waren, waardoor de oude ambachten meer tot hun recht kwamen en de prachtig bewerkte en gemozaiekte oude stadspoorten.
Vanuit Meknès gingen we een dag naar de oude, Romeinse ruïnes van Volubilis. We namen hiervoor een gedeelde taxi, dat wil zeggen 6 personen plus chauffeur opgepropt in een overjarige Mercedes (240D voor de kenner) en liepen de laatste 5 km door de glooiende heuvels vol voorjaarsbloemen en herders met hun geiten, schapen of koeien. We liepen door de bijna 2000 jaar oude straatjes, bekeken het forum, de triomfboog en de restanten van huizen en badhuizen met prachtige mozaiekvloeren. Ook erg fotogeniek waren de ooievaarsnesten op de zuilen van het oude capitool.
De volgende dag gingen we in een uur met de trein naar Fès, één van Marokko's mooiste koningssteden, waar we een hele dag door de straatjes van de middeleeuwse medina dwaalden, met als meest bijzondere bezienswaardigheid de traditionele leerlooierijen: kleurige rijen ronde lemen verfbaden van ongeveer een meter doorsnee waarin mannen soms tot hun middel stonden om lappen leer te verven.
In een dag reisden we met de trein terug naar Marrakesh en van daaruit met gedeelde taxi's in een paar uur naar Imlil, een dorpje in de Hoge Atlas, aan het eind van de verharde weg. Daar begonnen we aan een driedaagse trektocht door een prachtige omgeving van steile bergen, besneeuwde toppen en berberdorpjes omringd door groene terrassen. Na een dag wandelen overnachtten we in zo'n dorpje aan de voet van een 3200 m hoge pas. Toen we de volgende ochtend wakker werden, lag er echter een laagje sneeuw op de velden en hingen de pas en de bergtoppen in de wolken. We wachtten nog een paar uur, maar het bleef af en toe sneeuwen en beklimmen van de pas was niet verantwoord, zodat we onze driedaagse trektocht met een dag inkortten en terugkeerden. Toen we van de laatste pas afdaalden en weer wat lager kwamen, kwam gelukkig de zon weer af en toe tevoorschijn.
De volgende dag werd een lange reisdag: 's ochtends vroeg met een gedeelde taxi naar Marrakesh, daarvandaan met een bus naar Agadir. Toen met een gedeelde taxi naar Tiznit en uiteindelijk met een gedeelde taxi naar Tafraoute, het laatste stuk in het donker over smalle, bochtige bergweggetjes, waarbij onze chauffeur het overbodig vond om lampen aan te doen. We waren blij toen we om acht uur 's avonds heelhuids over waren en we onze benen weer even konden strekken. Toen 's ochtends de zon opkwam, zagen we voor het eerst de prachtige omgeving van Tafraoute: een droog, roodbruin, bergachtig landschap met grote gestapelde keien, een beetje vergelijkbaar met de 'kopjes' zuidelijker in Afrika. We huurden mountainbikes en klommen in twee uur over een hoge pas naar een soort hoogvlakte, waarna we een heel stuk afdaalden tot op de bodem van een diepe, steile kloof met rode rotswanden. We lunchten in een oase vol palmen, aan een watertje en hoorden overal vogels en kikkers, een hele bijzondere plek en de lange fietstocht meer dan waard.
Gisteren hebben we weer ruim zeven uur opgepropt in gedeelde taxi's gezeten, met vier personen op de doorgezeten achterbank en in de brandende zon, om in Essaouira te komen. Dit toeristische plaatsje ligt aan de kust, heeft een oud vissershaventje en een medina met zowel souvenirwinkeltjes als authentieke winkeltjes voor de lokale bevolking. Ons hotel ligt aan één van de straatjes van de medina, tegenover een stuk van de oude stadsmuur en onder ons raam langs trekt een bonte mengeling van volledig bedekte lokalen en minder bedekte toeristen.
We hebben het erg leuk in Marokko. Het is, afgezien van de sneeuw in de Atlas, heerlijk weer, zo'n 25 tot 35°C en meestal zonnig. De lokale bevolking is vriendelijk en spreekt gelukkig goed Frans, wat de communicatie vergemakkelijkt, want onze Arabische vocabulaire bestaat uit twee woorden plus het begin van de oproep tot het gebed, die we vijf keer per dag vanaf alle kanten voorbij horen komen. De Franse kolonisten hebben behalve de taal ook nog wat culinaire sporen nagelaten in de vorm van croissants, baguettes en la-vache-qui-rit. Daarnaast eten en drinken we vooral Marokkaans: tajine, couscous, amandelkoekjes en muntthee.
Toen we in Marrakesh van het vliegtuig naar de aankomsthal liepen, voelde de 32 °C heerlijk warm aan, al werd dit wat minder toen we anderhalf uur lang in onze winterkleren in dikke rijen moesten wachten voor de douane. Maar toen we eenmaal buiten het vliegveld op een bus naar de stad zaten te wachten, was deze ellende gauw vergeten: we zagen de zon ondergaan tussen de palmen en aardekleurige huizen met op de achtergrond de bergen en om ons heen gesluierde vrouwen en mannen in jellaba's (enkellange, wijde gewaden met een puntmuts) en voelden ons in een totaal andere wereld. Toen we met onze rugzakken uit de bus stapten in het oude centrum van Marrakesh, liepen we vrijwel direct Djemaa el-Fna op, een enorm groot en druk plein vol eetstalletjes, slangenbezweerders en straatartiesten, een Unesco wereld-erfgoed. Ons telefonisch gereserveerde en via een Western Union money-transfer betaalde budget-hotel lag vlakbij dit plein, in de medina en had gelukkig inderdaad een kamertje voor ons bewaard. Op het dakterras van het hotel, waarvan vloeren, muren en zitjes volledig betegeld waren met sanitairtegels met kleurige motieven, genoten we van onze eerste koude cola: Marokko was nu echt begonnen, ons reisgevoel was weer helemaal terug.
We bleven een dag in Marrakesh, waar we door de smalle, overvolle straatjes van de souqs dwaalden, daarbij de ezels en de verkopers zoveel mogelijk ontwijkend en in het nieuwe gedeelte van de stad een prachtige tuin vol palmen, cactussen en bamboe bezochten. Daarna namen we een trein, die ons in 7 uur naar Meknès bracht, één van de andere koningssteden, in het noorden van Marokko. Ook hier bekeken we de souqs die een stuk minder toeristisch waren, waardoor de oude ambachten meer tot hun recht kwamen en de prachtig bewerkte en gemozaiekte oude stadspoorten.
Vanuit Meknès gingen we een dag naar de oude, Romeinse ruïnes van Volubilis. We namen hiervoor een gedeelde taxi, dat wil zeggen 6 personen plus chauffeur opgepropt in een overjarige Mercedes (240D voor de kenner) en liepen de laatste 5 km door de glooiende heuvels vol voorjaarsbloemen en herders met hun geiten, schapen of koeien. We liepen door de bijna 2000 jaar oude straatjes, bekeken het forum, de triomfboog en de restanten van huizen en badhuizen met prachtige mozaiekvloeren. Ook erg fotogeniek waren de ooievaarsnesten op de zuilen van het oude capitool.
De volgende dag gingen we in een uur met de trein naar Fès, één van Marokko's mooiste koningssteden, waar we een hele dag door de straatjes van de middeleeuwse medina dwaalden, met als meest bijzondere bezienswaardigheid de traditionele leerlooierijen: kleurige rijen ronde lemen verfbaden van ongeveer een meter doorsnee waarin mannen soms tot hun middel stonden om lappen leer te verven.
In een dag reisden we met de trein terug naar Marrakesh en van daaruit met gedeelde taxi's in een paar uur naar Imlil, een dorpje in de Hoge Atlas, aan het eind van de verharde weg. Daar begonnen we aan een driedaagse trektocht door een prachtige omgeving van steile bergen, besneeuwde toppen en berberdorpjes omringd door groene terrassen. Na een dag wandelen overnachtten we in zo'n dorpje aan de voet van een 3200 m hoge pas. Toen we de volgende ochtend wakker werden, lag er echter een laagje sneeuw op de velden en hingen de pas en de bergtoppen in de wolken. We wachtten nog een paar uur, maar het bleef af en toe sneeuwen en beklimmen van de pas was niet verantwoord, zodat we onze driedaagse trektocht met een dag inkortten en terugkeerden. Toen we van de laatste pas afdaalden en weer wat lager kwamen, kwam gelukkig de zon weer af en toe tevoorschijn.
De volgende dag werd een lange reisdag: 's ochtends vroeg met een gedeelde taxi naar Marrakesh, daarvandaan met een bus naar Agadir. Toen met een gedeelde taxi naar Tiznit en uiteindelijk met een gedeelde taxi naar Tafraoute, het laatste stuk in het donker over smalle, bochtige bergweggetjes, waarbij onze chauffeur het overbodig vond om lampen aan te doen. We waren blij toen we om acht uur 's avonds heelhuids over waren en we onze benen weer even konden strekken. Toen 's ochtends de zon opkwam, zagen we voor het eerst de prachtige omgeving van Tafraoute: een droog, roodbruin, bergachtig landschap met grote gestapelde keien, een beetje vergelijkbaar met de 'kopjes' zuidelijker in Afrika. We huurden mountainbikes en klommen in twee uur over een hoge pas naar een soort hoogvlakte, waarna we een heel stuk afdaalden tot op de bodem van een diepe, steile kloof met rode rotswanden. We lunchten in een oase vol palmen, aan een watertje en hoorden overal vogels en kikkers, een hele bijzondere plek en de lange fietstocht meer dan waard.
Gisteren hebben we weer ruim zeven uur opgepropt in gedeelde taxi's gezeten, met vier personen op de doorgezeten achterbank en in de brandende zon, om in Essaouira te komen. Dit toeristische plaatsje ligt aan de kust, heeft een oud vissershaventje en een medina met zowel souvenirwinkeltjes als authentieke winkeltjes voor de lokale bevolking. Ons hotel ligt aan één van de straatjes van de medina, tegenover een stuk van de oude stadsmuur en onder ons raam langs trekt een bonte mengeling van volledig bedekte lokalen en minder bedekte toeristen.
We hebben het erg leuk in Marokko. Het is, afgezien van de sneeuw in de Atlas, heerlijk weer, zo'n 25 tot 35°C en meestal zonnig. De lokale bevolking is vriendelijk en spreekt gelukkig goed Frans, wat de communicatie vergemakkelijkt, want onze Arabische vocabulaire bestaat uit twee woorden plus het begin van de oproep tot het gebed, die we vijf keer per dag vanaf alle kanten voorbij horen komen. De Franse kolonisten hebben behalve de taal ook nog wat culinaire sporen nagelaten in de vorm van croissants, baguettes en la-vache-qui-rit. Daarnaast eten en drinken we vooral Marokkaans: tajine, couscous, amandelkoekjes en muntthee.