12 oktober 2008

Zuid-Korea


Op maandagochtend 15 september vlogen we met Finnair via Helsinki in zo'n 12 uur (eigenlijk veel te kort, want er is te veel te doen onderweg: films kijken, eten, slapen, inlezen over Korea) naar Seoul's ruime, schone en efficiente Incheon airport. Met een bus legden we de 60 km naar het centrum van deze enorme stad met ruim 10 miljoen inwoners af. Onderweg kregen we al een eerste indruk van de stad: veel hoogbouw, drukke maar goede wegen, Aziatisch, schoon: een soort kruising van Bangkok, Singapore en Hong Kong.



We hadden vanuit Nederland al geprobeerd een hotel te boeken in het centrum van de stad, in een van de laatste oude, traditionele houten huizen. Middenin het centrum liepen we een tuintje in met een vijvertje, veel groen, bloemen, krekels (en een enkele rat). Rondom de tuin waren kleine kamertjes aangelegd, de meeste met matrassen op de vloer en een houten zitgedeelte er voorlangs.


Hoewel we eigenlijk wel wat slaap konden gebruiken, besloten we toch om direct de stad in te gaan en pas 's avonds te gaan slapen om zo snel mogelijk in het ritme te komen. Maar eerst deden we onze zomerkleding aan, want het was 30 graden en zonnig! We gingen naar het 600 jaar oude Changdeokgung paleis dat vlakbij ons hotel lag en kregen een rondleiding langs de houten vertrekken met hun kleurige daken en versieringen en door de Secret Garden met z'n vijvers en pagodes.








Daarna liepen we nog even door Insadong, met z'n toeristische straatjes vol theehuisjes, restaurantjes en souvenirshops. In een van de restaurantjes aten we onze eerste Koreaanse maaltijd: bibimbap, rijst met verschillende soorten groentes. In Korea krijg je bij het eten altijd 5-10 kleine schaaltjes met bijgerechten, waarvan kimchi de meest bekende is. Kimchi is gefermenteerde groente, meestal kool, gemengd met een ruime hoeveelheid rode peper en knoflook. Dit smaakte best lekker en een bijkomend voordeel is dat, wanneer je dit zelf maar voldoende eet, je de knoflookgeur van de Koreanen tenminste iets minder ruikt.


De volgende dag liepen we door Seoul en bekeken zowel oude als nieuwe bouwwerken, soms vlak naast elkaar gelegen. We namen de lift naar de 33e verdieping van Jongno Tower en hadden een prachtig uitzicht op de drukte beneden ons en de mooie bergen eromheen. Ook bekeken we paleizen, tempels, pleinen, de ondergrondse shopping malls, een traditionele markt en, toen het donker werd, de vele neonreclames en de grote drukte op straat.









Vanuit Seoul wilden we naar Seoraksan, Zuid Korea's meest bekende Nationale Park, gelegen in het uiterste noordoosten. Hoewel de meeste Koreanen niet of nauwelijks Engels spreken, lukte het ons vrij gemakkelijk om met een metro op het goede busstation te komen en daar een bus te vinden die 5 minuten later al naar de juiste bestemming vertrok. Wel bleken we een superluxe express-bus geboekt te hebben, met zeer ruime zitplaatsen.



In Seoraksan hebben we anderhalve dag prachtig gewandeld tussen de beboste bergen, een steil rotsmassief beklommen, watervallen en tempels bekeken. Met de drukte viel het ons erg mee. We waren dan ook wel vroeg vertrokken en hadden een doordeweekse dag uitgekozen. Nationale Parken zijn namelijk ook heel populair bij de Koreanen. Zij trekken er in het weekend massaal op uit om te wandelen. En zelfs voor een korte, vlakke wandeling verschijnen ze in een uitrusting alsof ze Mt. Everest gaan beklimmen.







Omdat het nu weekend is, hebben we er voor gekozen om naar een stad te gaan in plaats van een volgend Nationaal Park. Gisteren hebben we daarom een hele dag in een paar bussen gezeten en zijn uiteindelijk aangekomen in Gyeongju, in het zuidoosten van Korea. Dit was ooit de hoofdstad van een van de belangrijkste historische koninkrijken en er zijn daardoor veel bezienswaardigheden, zoals tempels, paleizen, grafheuvels (groene grasbergjes van zo'n 15 meter hoog waarvan er tientallen in een park in het centrum van de stad liggen).


Vandaag hebben we een oud dorp in de omgeving bekeken, vol traditionele, houten huizen met rieten daken. En de Bulguksa tempel, die op de Unesco Werelderfgoedlijst staat.













29 september 2008


De tweede dag in Gyeongju bekeken we de tumuli van wat dichterbij en zelfs van binnen. Het zijn grafheuvels van ruim 1500 jaar oud die hetzelfde doel dienden als de Egyptische pyramides: het begraven van koningen, inclusief veel waardevolle spullen die nog eens van pas zouden kunnen komen in het hiernamaals, zoals gouden kronen, sieraden, zwaarden en drinkbekers. 's Middags wandelden we over Namsan, een beboste berg vol archeologische vindplaatsen, zodat we tijdens de beklimming van de top regelmatig een pagode tegenkwamen of een boeddha, als beeld of in de rotsen uitgebeiteld.






Vanuit Gyeongju namen we de bus naar Haeinsa, een van de belangrijkste boeddhistische tempelcomplexen van Korea, prachtig gelegen in een beboste vallei aan de voet van een berg. Deze tempel staat op de werelderfgoedlijst omdat het de bewaarplaats is van een van de belangrijkste boeddhistische teksten ter wereld. Deze teksten zijn uitgekerfd in grote houtblokken (ongeveer 30 bij 60 cm en 5 cm dik), in totaal meer dan 80.000 stuks, die bewaard worden in vier grote gebouwen op het tempelterrein.


In Korea is het mogelijk om in boeddhistische tempels te overnachten en deel te nemen aan de ceremonies. Wij hadden daarvoor deze tempel uitgekozen. We sliepen gescheiden, op dekens op de grond en aten mee met de monniken. Vegetarisch natuurlijk, want boeddhisten mogen geen dieren doden. Het waren rustige maaltijden omdat tijdens het eten niet gesproken mocht worden. Drie keer per etmaal was er een ceremonie: rond lunchtijd, na het avondeten, maar de meest speciale was wel die om half vier 's nachts om de nieuwe dag welkom te heten. Om drie uur werden we gewekt door gongslagen die door de bergen weergalmden en tromslagen. Daarna liepen we met de monniken mee naar de hoofd-tempel. Deze tempel was, zoals alle Koreaanse tempels, prachtig beschilderd in bonte, felle kleuren, het plafond hing vol lampionnen in de vorm van lotusbloemen en er stonden verschillende grote, goudkleurige beelden: de boeddha van het heden, het verleden en de toekomst. Wij zaten op matjes achterin, terwijl de monniken soms doodstil zaten, zich dan weer op de grond wierpen of zongen. Heel bijzonder om mee te maken. Maar het leukste was misschien nog wel de rust op het tempelterrein nadat alle dagbezoekers vertrokken waren en wij als enige westerse toeristen overbleven.


Via vier verschillende bussen en een veerboot bereikten wij vervolgens Yeonhwa, een eilandje voor Korea's zuidkust. Daar maakten we een wandeling over de bergrug in het midden van het eiland, met mooie uitzichten op de steile rotskusten en de zee met daarin kleine eilandjes, veel bloemen (vooral cosmea's) en veel spinnen (omdat het pad niet druk belopen werd, liepen we regelmatig recht een groot web in; gelukkig kozen de forse spinnen dan meestal het hazenpad).


Verder bezochten we Jirisan Nationaal Park, Korea's op twee-na-drukst bezochte NP. Gelukkig waren we er net voor het weekend en viel de drukte heel erg mee. Op onze wandeling naar een 60 meter hoge waterval kwamen we zelfs helemaal niemand tegen! Wel zagen we een forse, roodbruine kat lopen met een korte staart en een dikke vacht, die we tot onze verrassing later aantroffen op een informatiepaneel met foto's van zeer zeldzame dieren. Helaas weten we alleen de Koreaanse naam: salk (vertaald naar ons schrift).


Afgelopen zaterdag reisden we verder naar een groene thee plantage. We konder er tussen de theestruiken lopen die in lange rijen op de steile hellingen groeiden, een prachtig gezicht. Ook konden we er allerlei groene thee producten proeven: groene thee ijs, groene thee koekjes, groene thee snoepjes en natuurlijk groene thee.


En gisteren zijn we aangekomen op Jejudo, een relatief groot (70 bij 30 km), vulkanisch, subtropisch eiland ten zuiden van Korea's vasteland. Het is Korea's meest populaire vakantie- en huwelijksreisbestemming en wij gaan de komende week bekijken waarom.

7 oktober 2008
De afgelopen week hebben wij doorgebracht op Jejudo, een eiland zo'n 5 uur varen ten zuiden van Korea's vasteland. We kwamen met de veerboot aan in Jejusi, de hoofdstad van het eiland en nadat we een kamer hadden gevonden (in een wat dubieuze buurt, te oordelen aan het spoor van visitekaartjes met naakte dames op de stoep, maar wel vlakbij het water!), liepen we een rondje door de stad. Deze was met 300.000 inwoners een stuk groter dan we ons voorgesteld hadden bij een subtropisch 'honeymoon-island' en een stad betekent in Korea direct veel hoogbouw: 90% van de bevolking woont in een appartement in een torenflat. Toen we bovenkwamen uit een ondergronds winkelcentrum, stonden we ineens middenin een zwaardvechtdemonstratie, waarbij in traditionele kleding gestoken mannen met zwaarden onder het slaken van luide kreten bamboestammen te lijf gingen.
Jejudo is een vulkanisch eiland met in het midden een bijna 2000 meter hoge, slapende vulkaan, Mt. Hallasan, tevens de hoogste berg van Zuid-Korea. Verspreid over het eiland liggen talloze kleinere vulkanen en kratertjes die allemaal niet meer actief zijn. Er zijn daardoor veel vulkanische verschijnselen te bekijken, zoals de langste lava-tunnel ter wereld, Manjanggul, die op Unesco's werelderfgoedlijst staat. De tunnel is ruim 13 km lang, 2 tot 30 meter breed en hoog en 1 kilometer is opengesteld voor het publiek. Het was heel bijzonder om door de schaars verlichte, druipende, ondergrondse gang te lopen en de restanten van de lavastromen om je heen te zien.
Na een paar weken fantastisch weer (meestal zonnig en temperaturen niet onder de 25 graden!) beleefden we onze eerste regendag. En het kwam echt met bakken uit de hemel. Op onze sandalen waadden we naar het busstation en reisden we naar Seogwipo, aan Jejudo's zuidkust, waar het aan het eind van de dag gelukkig weer wat opklaarde (sindsdien genieten we trouwens weer van de vertrouwde zonnige 25 tot 30 graden). Vanuit Seogwipo bekeken we de fraaie zuidkust van Jejudo, met zwarte lavarotsen, basalt pilaren en zeskantige rotskolommen, ontstaan door het snel afkoelen van lava die rechtstreeks in zee stroomde.
Ons bezoek aan Seogwipo kreeg nog een Nederlands tintje, op twee zeer verschillende gebieden die door Korea heel gemakkelijk aan elkaar werden gekoppeld als twee voor Korea belangrijke historische figuren. De eerste was Hendrick Hamel die in 1653 met z'n VOC-schip schipbreuk leed op Jejudo, na 13 jaar ballingschap wist te ontsnappen en als eerste westerling verslag deed van het leven in Korea. Wij bekeken een replica van zijn schip op de plaats des onheils.
De tweede belangrijke historische figuur was... Guus Hiddink, onder wiens leiding Korea in 2002 totaal onverwacht de halve finale van het WK haalde. Hij is nog steeds erg populair in Zuid-Korea, op onze eerste dag in Seoul kregen we van een Koreaan al een foto van hem met Guus! In Seogwipo bekeken we het WK 2002 stadion, waarbij we ons voor de zoveelste keer verbaasden over de positieve draai die Korea aan elke tekst en berichtgeving probeert te geven. Op een plakkaat bij het stadion troffen we namelijk de volgende tekst aan: "... we have succesfully completed the great historical task [of holding the FIFA World Cup 2002] based on a great deal of courage and passion. We were able to receive the love and praise of the world for this beautiful and well constructed Jeju World Cup Stadium thanks to the commitment and participation of the whole residents of Jeju who wished to create a glorious new world with the great citizens spirit and the love for our hometown...".
In een Nederland-tentoonstelling vanwege deze twee belangrijke figuren ("With such historic incidents, the two nations have regarded each other as close neighbors, even though the geographic distance is quite great.") kwamen we ook nog een aantal bijzondere dingen te weten: "The Netherlands is a happy country because its primary industry is growing and selling flowers to the world", 5% van het Nederlandse inkomen wordt verkregen uit prostitutie, op veel plaatsen in Nederland loopt men nog op klompen omdat de grond zo drassig is doordat Nederland onder de zeespiegel ligt, zelfs ministers en mooie vrouwen gebruiken de fiets als vervoermiddel in Nederland en daarnaast de nodige informatie over Varsseveld, inclusief een foto van het geboortehuis van Guus. De delftsblauwe souvenirs hebben we maar laten staan...

Voor de volgende dag stond een beklimming van Korea's hoogste berg op de planning. We stonden om 6 uur op (een half uurtje later dan thuis, het is tenslotte vakantie...) en al om kwart over 7 aan de voet van de berg.
Daarmee hadden we gehoopt wel een van de eersten te zijn, maar dat was helaas niet het geval. We waren wel een van de snelsten, dus het eerste uur van de wandeling passeerden we de ene na de andere groep wandelaars. Gekleed in een korte broek en t-shirtje en met alleen een klein dagrugzakje staken we wel schril af tegen de Koreanen in hun high-tech bergsportuitrusting. Maar desondanks bereikten we als een van de eersten de top, waarvandaan we een prachtig uitzicht hadden op de kraterrand en Jejudo's noord- en zuidkust. Alleen het kratermeer was een stuk kleiner en minder blauw dan op de foto's in de toeristenbrochures. Bij de afdaling passeerden we nog een keer alle oude bekenden van die morgen, zodat we de Koreaanse groet nu wel onder de knie hebben ('annyeong haseyo' is ook wel iets ingewikkelder dan 'hoi').
Seogwipo was toen wij er waren toevallig de lokatie voor een groot folkloristisch festival. Vrolijk uitgedoste dans- en muziekgroepen uit het hele land verzamelden zich vlakbij ons hotel, zodat we vanuit onze kamer al konden meegenieten van het luidruchtige spektakel. Natuurlijk namen we ook een kijkje ter plekke, het was een kleurrijk geheel. Maar toen de aanwezige tv-camera zich meer op ons richtte dan op de uitvoering, besloten we dat het hoog tijd was om te vertrekken. Westerse toeristen zijn nog behoorlijk zeldzaam in Korea, op veel dagen komen we geen andere westerlingen tegen.
We verplaatsten ons naar Jejudo's oostkust, naar Seongsan, gelegen aan de voet van Ilchulbong, een spectaculaire (dode) vulkaan, waarvan de steile wanden loodrecht uit zee oprijzen, wederom een Unesco-plek. We klommen naar de kraterrand en hadden een mooi uitzicht op de beboste krater plus de wijde omgeving en op ons hotel, dat eerste rang lag, zie de bijgevoegde foto van het uitzicht vanuit onze kamer.
We namen een bootje naar een klein eilandje voor de kust, Udo en huurden daar fietsen. We fietsten langs de kust het eiland rond, langs vissersplaatsjes, drogende zeewier, vuurtorens, lavarotsen en mooie strandjes. Ook zagen we Udo's bekendste 'attractie', de haenyeo, oftewel duikende vrouwen. Deze dames, vaak al op leeftijd, duiken elke dag zonder zuurstof naar een diepte tot 20 meter om met de hand eetbare zeeproducten te verzamelen (zeewier, octopussen, zee-egels, schaaldieren, zeekomkommers). Niet het makkelijkste beroep en daarom ook een uitstervend ras.

Na deze superleuke fietsdag was het tijd om Jejudo weer te verlaten en namen we een veerboot terug naar het vasteland. We hebben nu nog een week de tijd om door het westelijk deel van Korea noordwaarts te reizen, terug naar Seoul.

12 oktober 2008
De laatste week in Korea, onderweg van Jejudo naar Seoul, hebben we vier tussenstops gemaakt, in de steden Jeonju, Daejeon, Cheongju en Danyang. In elke plaats zijn we twee nachten geweest. Een dag om te wandelen en de dag van aankomst om iets anders te doen of te bekijken:

In Jeonju was dit het Hanok Village, het oude gedeelte van de stad, met veel mooie, traditionele gebouwen.

In Daejeon zijn we naar een Koreaans badhuis geweest, waar onze wegen zich bij de ingang gedwongen scheidden. We hebben enkele uren in de verschillende baden en sauna's doorgebracht. Er waren baden van 38, 42 en 46 graden in diverse smaken (ginseng, rozen, kruiden) en een koud bad. Niet in dit laatste bad, maar vooral in het bad van 46 graden kostte het veel moeite om zelfs maar korte tijd te zitten. En de mensen die er uitstapten herkende je meteen aan de kreeftrode kleur. Ook bijzonder was het uitgebreide was- en schrob-ritueel, zowel voor, tijdens als na het baden. Jullie zullen begrijpen dat er geen foto bij deze alinea hoort.

In Cheongju bekeken we een 500 jaar oud fort, gelegen in de heuvels net buiten de stad en liepen een rondje van ruim 4 km geheel over de muren.





In Danyang bezochten we een grote druipsteengrot, waar we over metalen wandelpaden en ladders dicht langs alle formaties liepen. Vooral de hoogte van de grot was indrukwekkend en overal waar je keek zag je de druipstenen in allerlei kleuren en vormen.

Op de tweede dag in elke plaats hebben we telkens een ander Nationaal of Provinciaal Park bezocht:

Maisan NP, bekend om z'n twee bergen in de vorm van paardenoren. Hier hebben we twee tempels bekeken (en eindelijk zelf een keer op de grote trommel mogen slaan, wat normaal alleen is voorbehouden aan de monniken) en een rondje gelopen met mooi uitzicht op een van de twee oren.

Daedusan PP, met rotspieken en een spectaculaire wandeling naar het hoogste punt via een 50 meter lange hangbrug tussen twee piekjes en een steile, stalen, hangtrap naar een rots-topje.


Songnisan NP, bekend vanwege z'n tempel met 33 meter hoge, staande, bronzen boeddha. In dit park beklommen we weer een topje via een lang pad vol trappen en zagen we voor het eerst de hellingen vol herfstkleuren waar Korea bekend om staat in volle glorie.

Woraksan NP, waar we een wandeling maakten, alweer naar een topje, over een bergrug met uitzicht op Chungju Lake, Korea's grootste meer met steile rotswanden eromheen. Deze wandeling maakten we op een zondag, wat betekent dat we niet alleen waren: honderden Koreanen vergezelden ons, op weg naar een picknick op de top of onderweg.

Morgen nemen we de trein die ons in zo'n 3 uur terug zal brengen naar Seoul. Daar hebben we dan nog anderhalve dag voor we terug vliegen naar Nederland.

We hebben het erg leuk gehad in Korea. Er was veel te zien en te doen, waaronder veel natuur, waar wij erg van houden. En heel belangrijk voor een rugzakreis: de vele nationale parken waren ook nog goed te bereiken en voorzien van goed onderhouden en gemarkeerde wandelpaden. Daarnaast heeft Korea natuurlijk een totaal andere cultuur, waardoor veel van het dagelijkse leven om je heen ook een soort bezienswaardigheid is. Het was bovendien een gemakkelijk land om rond te reizen, met een uitgebreid openbaar vervoer tot in de nationale parken dat altijd stipt op tijd vertrekt. En heel bijzonder voor zo'n leuk land: het is nog niet ontdekt door het westerse massatoerisme, ook iets wat wij erg waarderen.

Het was nooit een probleem om een overnachtingsplek te vinden. We kwamen vaak terecht in een motel, meestal een hoog gebouw in de buurt van een busstation, met voor ons doen erg luxe kamers (wel voor een voor ons doen hoge prijs, zo'n 20 euro per nacht). Deze waren eigenlijk standaard voorzien van een tv, koelkastje, eigen badkamer en meestal een bed. Soms sliepen we echter in een 'ondol' kamer, met dezelfde voorzieningen, maar in plaats van een bed een lege vloer waar in een hoek een stapel opgevouwen matjes en dekens lag. Vaak waren er extra's in de vorm van flesjes vitaminedrank in de koelkast, een watertap met koud en kokend water (kraanwater is hier geen drinkwater), zakjes oploskoffie (met suiker en melk, helaas). Eigenlijk kun je hier vrijwel zonder spullen op reis, als je tenminste geen bezwaar hebt tegen beddengoed dat wel gelucht maar niet gewassen wordt, een gedeelde kam en tube tandpasta en soms ook een gebruikte tandenborstel.

Echt heel weinig mensen spreken Engels in Korea, ook niet in hotels, restaurants of op busstations. In China hadden we dit in iets mindere mate ook wel meegemaakt, maar daar schoot ons meestal wel iemand te hulp die een klein beetje Engels sprak en dit erg graag wilde oefenen. Het was hier dus soms wel een beetje lastig om achter informatie te komen of een maaltijd te bestellen, maar meestal kwamen we er wel uit, door het ontcijferen van het Koreaanse schrift op de bussen en menukaarten, met handen en voeten of met ons taalgidsje. Al vroegen we ons soms wel af of de zinnen hierin wel klopten, want zelfs het laten lezen van een standaard vraag resulteerde soms in hevig onderling gelach (en een antwoord in het Koreaans).

Het eten was over het algemeen lekker en bijzonder. In een restaurant doe je bij de deur je schoenen uit en zit je op de grond aan lage tafeltjes. In de tafel is vaak een brander of gril ingebouwd omdat je veel gerechten zelf aan tafel klaarmaakt. Je eet met metalen eetstokjes + een lepel. Het meest bijzondere is wel dat je standaard bij elke maaltijd veel kleine schaaltjes krijgt met bijgerechten. Het aantal bijgerechten dat wij kregen varieerde van 6 tot wel 17. We aten bijvoorbeeld regelmatig rijst met groenten in een hotpot, een soort soep met noodles en paddenstoelen (sowieso heel veel verschillende soorten paddenstoelen, van 1 mm dik tot 15 cm hoog), gimbap (een soort sushi), mandu (gestoomde, gevulde deegflapjes). Als ontbijt of als lunch lukte het meestal wel om iets brood- of cake-achtigs te vinden. Er zijn namelijk veel bakkerij-achtige winkels, niet met gewoon brood, maar wel met zoete en hartige flapjes, broodjes en donuts.

En we hebben ook nog heerlijk weer gehad. Vaak was het tussen de 25 en 30 graden, meestal zonnig, slechts een enkele keer een bui en een echte regendag.

Kortom: een prachtige reis in een bijzonder land!