Van 15 september tot en met 14 oktober hebben wij rondgereisd in Indonesië. We zijn al een paar keer eerder in Indonesië geweest (in 1995, 1997 en 2000), maar wilden graag weer een keer terug om te kijken of dit nog altijd één van onze favoriete reislanden is.
REISROUTE
Kuta - Ubud - Kupang - Kalabahi - Lewoleba - Lamalera - Maumere - Moni - Bajawa - Labuanbajo - Seraya Island - Ubud - Kuta
BELEVENISSEN
Toen we 's avonds op het vliegveld van Denpasar aankwamen en Kuta inliepen, wisten we niet wat we hoorden en zagen. We waren 12 jaar geleden voor het laatst in Kuta geweest en ook toen was het wel toeristisch, maar op een kleinschalige manier die leuk was na het reizen door wat afgelegener gebieden.
Nu leek het echter wel alsof we in een party-badplaats aan de Middellandse Zee waren beland: enorme drukte, dreunende disco's, schaars geklede toeristen, westerse winkels en restaurants. We wilden maar één ding: zo snel mogelijk en zo ver mogelijk weg. Dus wijzigden we onze plannen en boekten we de volgende dag al twee vluchten, naar West-Timor en Alor, eilanden die nog niet overlopen zijn door toeristen.
We wandelden wat tussen de rijstvelden in de omgeving van Ubud en constateerden dat palmen wel veel toevoegen aan een rijstterrassen-landschap.
Ook bekeken we een paar hindoeïstische tempels, niet zo moeilijk op Bali, waar bij elk huis tempeltjes staan, kleine offertjes liggen en bijna dagelijks ceremonies zijn waarbij optochten mensen in traditionele kleding offers naar de tempel dragen.
We vlogen vanaf Denpasar naar Kupang (op West-Timor) en namen een bemo van het vliegveld naar de stad. We voelden ons direct weer helemaal in Indonesië: we zaten erg opgepropt, met onze bagage plus wat medepassagiers op schoot en de hele bemo probeerde giechelend een gesprek met ons te voeren in het Bahasa met een paar woorden Engels tussendoor. Voor zover dit mogelijk was tenminste, het is namelijk lastig om de geluidsinstallatie van Kupang's disco-bemo's te overstemmen. Alle overtollige ruimte in de bemo's is volgebouwd met grote boxen en de geluidsinstallatie staat op volle sterkte aan, zodat je niet alleen je trommelvliezen, maar ook je hele lichaam voelt dreunen. Je hoort de bemo's in ieder geval wel goed aankomen!
Vanuit Kupang namen we een bus naar Soe, een paar uur het binnenland in gelegen. Daarvandaan bezochten we None, een traditioneel dorpje met rieten hutten in de vorm van een bijenkorf. In dit dorpje werd twee generaties terug nog koppengesneld!
We zaten samen met de dorpsbewoners onder de 'lopo', de ontmoetingsplaats, een rond platform onder een halfopen rieten dak en gaven ze de betelnoten die we speciaal voor de gelegenheid gekocht hadden op de markt.
Vanuit Kupang vlogen we naar Pulau Alor, een klein, afgelegen eilandje ten noorden van Timor en ten oosten van Flores. We vonden een homestay in het rustige havenstadje Kalabahi, de enige wat grotere plaats op het eiland.
Aan de grote belangstelling die we op straat ondervonden, merkten we dat er nog niet zoveel toeristen komen op Alor. We begrepen bijna hoe een beroemdheid zich 'in het wild' moet voelen, samen een gesprek voeren was bijna niet mogelijk, we werden continu onderbroken door groetende en roepende mensen.
Alor is één van de beste plekken in Zuidoost Azië om te duiken en snorkelen en wij gingen daarom een dagje snorkelen vanaf het strand Sebanjar. Er waren geen andere toeristen op het mooie strand te bekennen, maar wel wat lokale kinderen, dus over gebrek aan belangstelling hadden we weer niet te klagen. En aangezien veel Indonesiërs tegenwoordig een mobiele telefoon met camera hebben, is de mogelijkheid van op de foto met een toerist (en dan nog wel in zwemkleding!) een kans die ze niet kunnen laten lopen.
Er zijn dan ook weer heel wat foto's van ons gemaakt, zelfs als we na het snorkelen uit het water kwamen lopen, stonden de mensen al met een fototoestel in de aanslag te wachten.
Het snorkelen was inderdaad schitterend: prachtige, kleurige koralen, enorm goed zicht en heel veel mooie, tropische vissen.
Vanuit Kalabahi zou er twee keer per week een veerboot gaan naar Pulau Lembata, een eilandje wat westelijker gelegen dat tot de Solor archipel behoort, en die boot hadden wij willen nemen. Ter plekke kwamen we erachter dat deze boot al enige tijd kapot was en daarom voorlopig niet zou varen.
Gelukkig wordt Kalabahi ook eens per twee weken aangedaan door een grotere Pelni-boot en we hadden het geluk dat deze twee dagen later al zou varen. Niet naar Lembata, maar wel naar Larantuka op Flores, waarvandaan we met een klein bootje terug konden naar Lembata. We hadden tijdens een vorige reis ook een paar keer een Pelni-boot genomen en daarbij geconstateerd dat dit niet de meest comfortabele reisoptie is, maar we hadden nu weinig keuze. Toen we de ratten over het dek zagen rennen en de grote kakkerlakken door de slaapzaal, waren de herinneringen weer springlevend (en dat was geen tempo doeloe...). Gelukkig duurde deze bootreis maar 10 uur en konden we de rest van de nacht gratis doorbrengen op de vloer van het 'terminalgebouw' (lees: open barak) in Larantuka.
Met een klein bootje voeren we in 4 uur terug naar Lewoleba op het eiland Lembata. We liepen naar het water, waar de lokale vissers in huisjes op palen wonen, met uitzicht op een mooie, rokende vulkaan. Ook hier zagen we geen enkele andere westerse toerist en stonden wij dus opnieuw volop in de belangstelling.
Vanuit Lewoleba aan de noordkust van het eiland gingen we met een bus naar Lamalera aan de zuidkust, over een zeer slechte weg door de bergen. En alsof dit nog niet vervelend genoeg was, stond ook hier de stereo-installatie op vol volume aan en was de smaak van de chauffeur niet onze smaak (lokale smartlappen en techno). Maar onze eigen MP3-speler met oortelefoontjes kwam hier bij lange na niet bovenuit. Er zat dus weinig anders op dan met onze vingers in onze oren al schuddend van het mooie uitzicht te genieten.
Lamalera is een vissersplaatsje, maar niet zomaar één. Het is het laatste plaatsje ter wereld waar met de hand op walvissen wordt gejaagd. Dit klinkt treurig (en dat is het ook wel een beetje), maar het wordt internationaal toegestaan omdat het jagen op kleine schaal en op de traditionele manier gebeurt, op houten roeibootjes en met een bamboe harpoen die geworpen wordt door een visser die op de walvis springt. In de dagen dat wij in het plaatsje waren, is er (gelukkig) geen walvis gevangen, dit gebeurt hooguit zo'n 20 keer per jaar. Wel lagen overal in het dorpje walvis-botten. Helaas (voor ons tenminste, de vissers en dorpsbewoners waren wel enthousiast) waren er op onze laatste dag wel een aantal dolfijnen en een hele grote manta-rog gevangen. Voordat deze op ons bord terecht konden komen, waren wij gelukkig alweer vertrokken.
We namen de bus terug naar Lewoleba en een overvol bootje terug naar Larantuka, waarvandaan we met een lokale bus naar Maumere gingen. Na een overnachting, een supermarktje met wat meer keuze en eindelijk weer iets anders dan rijst met vis (namelijk: rijst met groente en ei) namen we de bus naar Moni.
Moni is het uitgangspunt voor het bekijken van de kratermeren van Kelimutu, misschien wel de bekendste toeristenattractie van Flores. Wij waren hier 12 jaar geleden ook al geweest, maar omdat de meren erom bekend staan dat ze regelmatig van kleur veranderen en we er toch min of meer langs kwamen, vonden we dit een mooie gelegenheid om te controleren of het veranderende-kleuren-verhaal klopt.
We wandelden 's ochtends vroeg de vulkaan op, een mooie klim van een aantal uren en waren gelukkig op tijd boven, vóór de wolken, die meestal halverwege de ochtend verschijnen, de meren in nevelen hullen.
De meren lagen er prachtig bij, nog mooier dan we ons herinnerden en inderdaad was het olijfgroene meer van 12 jaar geleden inmiddels blauwgroen geworden en het zwarte meer was nu donkerblauw. Het turquoise meer was nog steeds turquoise. Omdat wij als enige toeristen omhoog waren gelopen (de meeste toeristen huren een ojek, een brommer), waren wij als laatste boven, maar hadden wij wel het prachtige uitzicht helemaal voor onszelf. We zijn dan ook een paar uur boven gebleven voordat we weer terugliepen naar Moni.
Onze volgende bestemming was Labuanbajo, aan de westkust van Flores, maar omdat dit een busrit zou betekenen van bijna 20 uur, besloten we ongeveer halverwege, in Bajawa, te overnachten. Omdat we al eerder in Bajawa waren geweest, gingen we de volgende dag meteen door naar Labuanbajo.
Het landschap van Flores is prachtig: vulkanen, beboste bergen, palmen, rijstvelden, maar door alle slingerende bergwegen schieten busritten niet erg op. Gelukkig was de staat van de weg wel verbeterd in de afgelopen 12 jaar. Bijzonder was wel dat de lange busrit twee keer werd onderbroken omdat een medepassagier een kort bezoek wilde brengen aan een familielid dat aan de route woonde. Deze bezoekjes waren wel erg vluchtig: na een omhelzing was het instappen, zwaaien en weer verder.
Labuanbajo is een prachtig gelegen havenplaatsje, zoals wij ook al eerder geconstateerd hadden. We hadden echter een hele goede reden om terug te willen. Tijdens onze eerste wereldreis waren we vanuit Labuanbajo een paar nachten naar een hutje op een verlaten strandje gegaan, maar we werden daar tot onze grote spijt al na één nacht opgehaald voor onze boottrip naar Lombok die eerder vertrok dan afgesproken. We hadden ons altijd voorgenomen om terug te gaan, mocht de kans zich voordoen en die kans hadden we nu!
Dus vertrokken we de volgende dag met een bootje naar Seraya Island, waar we neerstreken in een bamboe hutje op het witte zandstrand met uitzicht op een azuurblauwe zee met een koraalrif voor de deur. Er was vrijwel niets veranderd, alleen de 12 jaar geleden geplante kokospalmen waren inmiddels een maatje groter geworden en kwamen nu boven het dak van de hut uit. De openlucht-mandi en het open karakter van de hut waren nog precies hetzelfde.
We hebben vijf dagen lang heerlijk voor onze hut gezeten, boeken gelezen, dit reisverslag geschreven, af en toe afgeleid door het idyllische uitzicht. En natuurlijk een paar keer per dag prachtig gesnorkeld: kleurige koralen in alle mogelijke vormen en maten en daartussen en daarboven grote aantallen vissen, ook in alle mogelijke kleuren, vormen en maten. We konden over het rif naar de drop-off zwemmen, waar de grotere vissen zich soms lieten zien. We hebben onder andere roggen gezien, schildpadden, een enorme inktvis, koraalduivels, een grote murene, bumpheads en gewone papegaaivissen, clownsvisjes, kleine en hele grote koffervissen, doktersvissen, enorme scholen vissen en nog heel veel meer.
Vanuit Labuanbajo hadden we drie mogelijkheden om terug te gaan naar Bali: over land (in twee dagen met bussen en boten via Sumbawa en Lombok), over zee (anderhalve dag met een Pelni-boot) of door de lucht (anderhalf uur vliegen). We hebben even getwijfeld, maar niet al te lang en gekozen voor twee extra dagen op Seraya en daarna een Merpati-vlucht naar Denpasar.
Omdat de luchtvaartmaatschappijen in Indonesië niet bekend staan als erg betrouwbaar, durfden we het niet te gokken om al te kort vóór onze volgende (internationale) vlucht op Bali aan te komen. Daardoor hebben we nu nog twee dagen over, die we in Ubud aan het doorbrengen zijn, in onze oude, vertrouwde kamer in Gandra House, een tuin vol tropische bloemen en offertjes om ons heen én wifi op ons zitje, erg handig voor het posten van dit reisverslag.
HET WEER
Indonesië ligt in de tropen en kent daarom twee seizoenen, een droge tijd en een regentijd. In het deel van Indonesië waar wij waren, is het nu het eind van de droge tijd. De regentijd begint vanaf september in het westen van het land en bereikt rond november het oosten. Een enkele tropische stortbui hebben we al wel meegemaakt, maar over het algemeen was het droog en zonnig. De temperatuur is redelijk constant, ruim 30°C. Heerlijk!
BEVOLKING
Van alle landen waar wij geweest zijn, hebben wij de bevolking van Indonesië altijd één van de meest vriendelijke gevonden en dat vinden we nog steeds. Weliswaar is de vriendelijkheid naar toeristen in de drukke gebieden op Bali een beetje minder geworden, maar daarbuiten is iedereen superaardig, behulpzaam en vrolijk. Op Timor, Alor en Lembata zijn toeristen nog een attractie en werkelijk iedereen, kinderen van 2 jaar tot omaatjes van 80 jaar, in bussen, op brommers, op straat, bij huisjes, groet en zwaait en lacht naar je, superleuk!
Wij vonden de mensen behoorlijk tolerant. Moslims, christenen en hindoes lijken op het eerste gezicht goed samen te leven (al gaat het blijkbaar niet altijd goed), maar ook op kleinere schaal. Als iemand in de bus een doos met kippen onder jouw voeten zet en zelf ergens anders gaat zitten, wordt daar niets van gezegd en als iemand op jouw smalle stoel gaat hangen, schuif je gewoon nog wat verder op. Ook kinderen kunnen veel hebben, ze worden rustig 12 uur lang in een krappe bus gezet, zonder speelgoed, zonder aandacht, zonder beweging en zonder dat ze een kik geven.
We hebben buiten de steden en toeristische gebieden wel veel armoede gezien: mensen wonen in rieten hutjes, er lopen kinderen rond met hongerbuikjes en 'slash-and-burn'-landbouw wordt nog op grote schaal toegepast.
VAN DE MENUKAART
Indonesisch eten kan erg lekker zijn, maar het niveau van Indonesische restaurants in Nederland hebben wij helaas niet of nauwelijks geproefd. We hebben natuurlijk veel rijst gegeten, soms gebakken (nasi goreng), soms witte rijst met een groentegerecht (meestal capcai) en op Lembata aten we twee keer per dag rijst met vis. Met name in Kuta en Ubud hebben we ook wel lekkere Indonesische gerechten gegeten (gado-gado, nasi campur, Balinese gestoomde tahu-telur). En in Moni hebben we een heerlijke traditionele maaltijd gegeten van onder andere geroosterde groente-soep, rode rijst in pandan-blad en bananenbloemensalade.
Als ontbijt of lunch aten we regelmatig gefrituurde snacks in een deeg-laagje, zoals bananen, zoete aardappelen en taro. En daarnaast hebben we op reisdagen ook veel geleefd op biscuits en 'kacang atom' (een soort borrelnootjes).
Wat wij wel gemist hebben, waren de flesjes cola. Heel Indonesië lijkt te zijn overgestapt op blikjes, minder lekker en duurder. Wij hebben daarom veel guave-ijsthee gedronken, indien verkrijgbaar. En af en toe een Bir Bintang, al is het bier naar Aziatische begrippen duur in Indonesië: minimaal € 2.50 voor een halve liter, ook in supermarktjes (ter vergelijking: in Hong Kong betaalden we € 0.65 voor een halve liter, soms was bier daar nog goedkoper dan water...).
We hebben helaas ook minder fruit gegeten dan andere keren in Indonesië. Fruit was veel minder goed verkrijgbaar en ook behoorlijk duur. Soms was het nog gemakkelijker om een (dure) geïmporteerde appel of peer te kopen dan een lokale ananas of banaan. We weten niet zeker of dat ligt aan het gebied waar wij waren of aan het seizoen. Voorheen hoorde bij een ontbijt standaard een schaaltje fruitsalade, nu zelden of nooit. Onderweg en op marktjes zagen we hooguit een enkele tros bananen of een onrijpe mango liggen.
Na China gingen we in Indonesië noodgedwongen op ijsjes-rantsoen. McDonalds softijsjes hebben we zelfs alleen in Kuta kunnen eten. Hopelijk komt daar in Nieuw-Zeeland met de lekkere Tip Tops weer verandering in...
KOSTEN
Indonesië is de afgelopen jaren naar verhouding behoorlijk duur geworden, maar het blijft een land waar je relatief goedkoop kunt reizen.
Met name eten en drinken is duur geworden, ook voor de lokale bevolking. Prijzen van bijvoorbeeld fruit en drankjes zijn hoger dan in China en Hong Kong, terwijl de levensstandaard hier zeker niet hoger is.
Ook hotelkamers zijn in de afgelopen tien jaar wel drie keer zo duur geworden, maar voor Nederlandse begrippen is ook € 12 per nacht natuurlijk niet zoveel.
Openbaar vervoer is wel goedkoop (benzine kost ook maar € 0.35 per liter), maar de wegen zijn slecht en de lokale bussen niet erg comfortabel (overvol, vies, alle bagage, levend of niet, wordt, als het dak vol is, tussen de passagiers gepropt, zodat je regelmatig 12 uur lang ingeklemd zit tussen kippen, trossen bananen en zakken kokosnoten).
Een aantal prijsvoorbeelden:
- kamer in een goedkoop hotel: € 4 tot € 8 p.p.p.n.
- goedkope warme maaltijd: € 1.50 tot € 4 p.p.
- busreis: € 1 per uur (ca. 25 km), bootreis: € 0.60 per uur, goedkope binnenlandse vlucht: ± € 35 tot 60 p.p.
STEMMING
Het gevoel van een langere reis is weer helemaal terug. Deels komt dit doordat we al wat langer onderweg zijn, maar vooral ook doordat we twee dingen hebben gedaan die meer bij een langere reis passen dan bij een kortere vakantie: ad hoc beslissen om naar een totaal ander gebied te reizen dan gepland en een iets rustiger reistempo aanhouden, inclusief vijf dagen op een verlaten strandje.
Daarnaast geeft het reizen in Indonesië een erg goed gevoel. Iedereen die je tegenkomt zwaait en lacht naar je en dat maakt je vanzelf vrolijk.
Na ruim twee maanden reizen in wat minder ontwikkelde landen, hebben we wel veel zin in een westers land met alle gemakken die daarbij horen: veel op eigen gelegenheid kunnen doen (auto, kamperen, wandelen), schone en frisse kleren (wasmachines!) en supermarkten met een groot assortiment (bruin brood! kaas! yoghurt!).
WIST U DAT...
- the bedbugs did bite (again)?
- op onze vraag wat we die middag konden gaan doen in Kupang de lodge-eigenaar na lang nadenken als enige optie wist te verzinnen: "you could go to a bar"?
- er op Alor in de tuin van veel huizen een aantal graven van voorouders liggen?
- deze vooral gebruikt lijken te worden als hang- en SMS-plek?
- op de Pelni-boot het complete, uitgebreide menu van het restaurant werd omgeroepen over de hele boot?
- dit het enige omroepbericht was dat wij in z'n geheel konden volgen ("... nasi putih, nasi goreng, nasi goreng telur, nasi lemak,..."?
- wij het na het zien van de keuken maar hielden bij een gekookt ei?
- de kinderen in Indonesië in de afgelopen 12 jaar in ieder geval één ding hadden bijgeleerd: naast alleen 'Hello Mister' werd er nu ook 'Hello Mrs.' geroepen?
- toen wij terugliepen van een rumah makan in Lewoleba een groepje jongens een zelfverzonnen liedje voor ons had ingestudeerd met veel 'Hello Mister' in de tekst dat werd uitgevoerd met gitaarbegeleiding?
- in Larantuka het haventerrein keurig schoon werd gehouden?
- het daarbij verzamelde afval tot onze grote verbazing linea recta in zee werd gekieperd?
- er in de buurt van Lamalera markten zijn die volledig draaien op het principe van ruilhandel?
- wij gelukkig niets nodig hadden omdat we ook weinig te ruilen bij ons hebben?
- er meestal keiharde, slechte muziek wordt gedraaid in de lokale bussen?
- toen dat tot onze grote vreugde een keer niet het geval was, drie verschillende mensen tegelijkertijd hun eigen muziek op volle sterkte gingen afspelen op hun mobiele telefoon?
- veel bagage op het dak van de bus wordt vervoerd?
- het niet erg slim is om een geit op het dak te binden binnen bereik van de groente van een medepassagier?
- onze bus bijna 6 uur doorreed zonder toiletstop?
- het gelukkig erg warm was in de bus zodat we door transpiratie nog een deel van het vocht kwijt konden raken?
- we bij een bouwterrein in Ubud een bord zagen met het opschrift: 'Keep out, except interested'?
- we voor niets musquito coils hadden meegenomen naar Seraya Island omdat er geen zoet water is en er dus geen muggen zijn?
- er desondanks wel een klamboe boven ons bed hing?
- deze blijkbaar bedoeld was om ratten, muizen en ander ongedierte buiten het bed te houden?
- we tijdens het schrijven van dit reisverslag even een Zwitserleven-gevoel kregen?
- wij in Nederland vrijwel dagelijks cashewnoten eten?
- we in Indonesië heel veel cashewbomen hebben gezien, maar geen enkele cashewnoot hebben gegeten?
PLANNING
De komende zeven weken gaan wij naar Nieuw Zeeland. We vliegen naar Auckland en vertrekken begin december weer vanuit Christchurch. We hebben een auto gehuurd en onze tent en kampeerspullen vanuit Nederland opgestuurd naar onze eerste camping. We zijn al vaker in Nieuw Zeeland geweest, maar het is één van onze favoriete landen en we willen graag een aantal meerdaagse trektochten lopen waar we de vorige keren niet aan toe zijn gekomen. De exacte planning en reisroute liggen nog niet vast, die maken we onderweg.